Het is ongetwijfeld één van de mooiere verhalen uit de geschiedenis van de wijnbouw. De herontdekking, en daarmee overleving van de Pecorino druif, heeft alles in zich. Wetenschap en romantiek gecombineerd in de geschiedenis en bouw van een (zo goed als) uitgestorven Italiaanse druif. De Pecorino druif, ook wel schapendruif genoemd, is van origine een Italiaanse druif uit de Marche/Abruzzi streek. De Pecorino dankt haar naam aan de schapen van Italiaanse boeren, die de druif als lekkernij beschouwden (Pecora staat voor schapen in het Italiaans).Men heeft lang gedacht dat de Pecorino druif uitgestorven was. Gezien de dunne schil en de daarbij behorende gevoeligheid voor klimaat en ziektes was deze druif niet gemakkelijk te verbouwen. De moeilijke eigenschappen waren daarom ook de voornaamste reden voor het verdwijnen van de Pecorino rond 1900.
Pas begin jaren tachtig van de vorige eeuw, 80 jaar na verdwijning, werd in de buurt van Arquata del Tronto een oude Pecorino-wijnstruik ontdekt. Wijnproducent, ontdekker en bovenal liefhebber Guido Cocci Grifoni besloot de wijn, 100% Pecorino, op de markt te brengen. Na veel onderzoek en optimalisatie van vinificatiemethoden kwam de eerste Pecorinowijn begin jaren negentig op de markt. De opmars van deze wijn is echter pas recent ingezet, nadat verschillende wijnproducenten het verbouwen van de Pecorino druif hebben overgenomen.
Anno 2010 wordt de Pecorino gezien als een speciale, originele wijn met geel fruit en een duidelijke minerale toets. Het verleden van de druif, met haar 80-jarige verdwijning, is hoogst bijzonder te noemen en men mag in de Marche-regio met recht trots zijn op de herintreding van de Pecorinowijn op de markt.